FUNDING
03.31
Van 2005 tot 2007
TML leidde het onderzoek van het project FUNDING, dat wetenschappelijk onderbouwde financieringsmodellen ontwikkelde voor grote EU-infrastructuurinvesteringen, en analyseerde de effecten van verschillende scenario's voor een Europees infrastructuurfonds en belastingheffingen op vijf belangrijke TEN-projecten.
Het Trans-Europese Vervoernetwerk (TEN-T) omvat 30 prioritaire projecten, die in totaal op zo'n 225 miljard euro geschat worden. Het Witboek "Het Europese Vervoerbeleid voor 2010: Tijd om te beslissen" geeft aan dat het mobiliseren van kapitaal een van de belangrijkste hindernissen is bij het uitvoeren van infrastructuurprojecten. In recente EU-onderzoekprojecten kwamen optimale tarifering van bestaande infrastructuur en goed gebruik van de opbrengsten uit transport (door gebruik te maken van sociale marginale kostentarifering) aan bod. In dit project werd de nadruk gelegd op optimaal tariferen en investeren om nieuwe infrastructuur te financieren.
De belangrijkste doelstelling van het onderzoekproject FUNDING was een wetenschappelijk correcte benadering te ontwikkelen voor de financiering van grote investeringen in vervoerinfrastructuur in de EU. Twee verschillende wegen werden onderzocht voor de financiering van deze investeringen. De eerste was de verwezenlijking van een EU-transportinfrastructuurfonds dat door heffingen op vervoeractiviteiten wordt gefinancierd. De tweede was het heffen van taksen op de kosten die gebruikers moeten betalen aan de infrastructuuraanbieder die de investering maakt.
De economische theorie rond infrastructuurfondsen en de mark up methode werden eerst conceptueel onderzocht. De conceptuele fase leidde tot de formulering van een beperkt aantal alternatieve scenario's voor een Europees infrastructuurfonds en voor het toepassen van heffingen. Deze scenario's werden aangepast in functie van de financieringshiaten die voor Horizon 2020 berekend werden per vervoerwijze en per land, rekening houdend met de goedgekeurde TEN-investeringen. Het financieringshiaat werd berekend op basis van de TREMOVE-baseline voor 1995 - 2020.
Twee modellen werden gebruikt om de prestaties van de verschillende infrastructuurfonds- en taxatiescenario's te testen: een multimodaal ruimtelijk algemeen evenwichtsmodel van de EU en een multimodaal model voor het beoordelen van beprijzing en investeringen (MOLINO II), dat werd toegepast op vijf belangrijke TEN-infrastructuurprojecten. De benadering aan de hand van gevalstudies liet toe het effect te onderzoeken van de infrastructuurfondsscenario's op elk van de investeringsprojecten. Daarbij werd gekeken naar de financiële structuur, het versnellen of uitstellen van investeringsbeslissingen, prijsbeslissingen en welvaart.
Het Trans-Europese Vervoernetwerk (TEN-T) omvat 30 prioritaire projecten, die in totaal op zo'n 225 miljard euro geschat worden. Het Witboek "Het Europese Vervoerbeleid voor 2010: Tijd om te beslissen" geeft aan dat het mobiliseren van kapitaal een van de belangrijkste hindernissen is bij het uitvoeren van infrastructuurprojecten. In recente EU-onderzoekprojecten kwamen optimale tarifering van bestaande infrastructuur en goed gebruik van de opbrengsten uit transport (door gebruik te maken van sociale marginale kostentarifering) aan bod. In dit project werd de nadruk gelegd op optimaal tariferen en investeren om nieuwe infrastructuur te financieren.
De belangrijkste doelstelling van het onderzoekproject FUNDING was een wetenschappelijk correcte benadering te ontwikkelen voor de financiering van grote investeringen in vervoerinfrastructuur in de EU. Twee verschillende wegen werden onderzocht voor de financiering van deze investeringen. De eerste was de verwezenlijking van een EU-transportinfrastructuurfonds dat door heffingen op vervoeractiviteiten wordt gefinancierd. De tweede was het heffen van taksen op de kosten die gebruikers moeten betalen aan de infrastructuuraanbieder die de investering maakt.
De economische theorie rond infrastructuurfondsen en de mark up methode werden eerst conceptueel onderzocht. De conceptuele fase leidde tot de formulering van een beperkt aantal alternatieve scenario's voor een Europees infrastructuurfonds en voor het toepassen van heffingen. Deze scenario's werden aangepast in functie van de financieringshiaten die voor Horizon 2020 berekend werden per vervoerwijze en per land, rekening houdend met de goedgekeurde TEN-investeringen. Het financieringshiaat werd berekend op basis van de TREMOVE-baseline voor 1995 - 2020.
Twee modellen werden gebruikt om de prestaties van de verschillende infrastructuurfonds- en taxatiescenario's te testen: een multimodaal ruimtelijk algemeen evenwichtsmodel van de EU en een multimodaal model voor het beoordelen van beprijzing en investeringen (MOLINO II), dat werd toegepast op vijf belangrijke TEN-infrastructuurprojecten. De benadering aan de hand van gevalstudies liet toe het effect te onderzoeken van de infrastructuurfondsscenario's op elk van de investeringsprojecten. Daarbij werd gekeken naar de financiële structuur, het versnellen of uitstellen van investeringsbeslissingen, prijsbeslissingen en welvaart.