Waardebepaling van een fonds voor lokale ontwikkeling in Dessel
08.25
Van 2008 tot 2010
TML onderzocht de impact van de geplande berging voor laagradioactief kernafval in Dessel op de lokale levenskwaliteit, met een vergelijking van de effecten met en zonder berging. De studie benadrukte de noodzaak van een fonds voor lokale ontwikkeling als compensatie voor mogelijke ongemakken en besprak methoden om het kapitaal van dit fonds op te bouwen.
In de gemeente Dessel plant NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen) de bouw van een nieuwe berging voor laagradioactief kernafval. Bij monde van de partnerschappen STORA en MONA hebben de gemeentes Dessel en Mol een aantal bijkomende voorwaarden opgelegd om de levenskwaliteit van de omwonenden te behouden. Een van deze voorwaarden is het opzetten van een fonds voor lokale ontwikkeling, dat als compensatie dient voor de mogelijke ongemakken van de site.
Om tot een waardering te komen van een bepaalde toestand, is een vergelijking nodig met een andere toestand. In de eerste fase werden de toestanden met en zonder berging beschreven, daarbij uitgaand van een maximaal maar nog realistisch verloop in de periode 2008 - 2058. Als optimale toestand voor de situatie zonder berging werd de ontwikkeling van een KMO-zone op het voor de berging bestemde domein genomen. Een optie waar dit terrein een villawijk zou worden is tevens onderzocht, maar dit bleek geen hogere waardering te geven.
Vervolgens werd gekeken naar de mogelijke methodes om tot een waardering te komen. Er werd geconcludeerd dat men best alle effecten individueel kon oplijsten omwille van haalbaarheid en transparantie.
De geïdentificeerde effecten zijn, in volgorde van belangrijkheid:
De laatste twee posten nemen niet meer dan 2% van het totaal voor hun rekening. Subjectieve effecten opnemen is beschouwd, maar er werd geen indicatie gevonden van hun aanwezigheid.
Er werd ook gekeken naar meer realistische ontwikkelingsscenario’s, waaruit bleek dat de kans dat de aanwezigheid van de berging een voordeel oplevert voor de gemeentes groter is dan omgekeerd. Er werd echter gestreefd naar een berekening van een maximale minimumcompensatie, waardoor de scenariokeuze in die richting werd gedraaid.
In een tweede deel van de studie is besproken hoe men het kapitaal van het fonds voor lokale ontwikkeling kon opbouwen, met bespreking van de risico’s voor fondsbeheerder en financierder.
In de gemeente Dessel plant NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen) de bouw van een nieuwe berging voor laagradioactief kernafval. Bij monde van de partnerschappen STORA en MONA hebben de gemeentes Dessel en Mol een aantal bijkomende voorwaarden opgelegd om de levenskwaliteit van de omwonenden te behouden. Een van deze voorwaarden is het opzetten van een fonds voor lokale ontwikkeling, dat als compensatie dient voor de mogelijke ongemakken van de site.
Om tot een waardering te komen van een bepaalde toestand, is een vergelijking nodig met een andere toestand. In de eerste fase werden de toestanden met en zonder berging beschreven, daarbij uitgaand van een maximaal maar nog realistisch verloop in de periode 2008 - 2058. Als optimale toestand voor de situatie zonder berging werd de ontwikkeling van een KMO-zone op het voor de berging bestemde domein genomen. Een optie waar dit terrein een villawijk zou worden is tevens onderzocht, maar dit bleek geen hogere waardering te geven.
Vervolgens werd gekeken naar de mogelijke methodes om tot een waardering te komen. Er werd geconcludeerd dat men best alle effecten individueel kon oplijsten omwille van haalbaarheid en transparantie.
De geïdentificeerde effecten zijn, in volgorde van belangrijkheid:
- Reductie van afstand tot het werk voor inwoners van Mol en Dessel door creatie van arbeidsplaatsen vlakbij.
- Daling van de gemeente-inkomsten.
- Gezondheidseffecten.
- Congestie- en infrastructuurkosten.
De laatste twee posten nemen niet meer dan 2% van het totaal voor hun rekening. Subjectieve effecten opnemen is beschouwd, maar er werd geen indicatie gevonden van hun aanwezigheid.
Er werd ook gekeken naar meer realistische ontwikkelingsscenario’s, waaruit bleek dat de kans dat de aanwezigheid van de berging een voordeel oplevert voor de gemeentes groter is dan omgekeerd. Er werd echter gestreefd naar een berekening van een maximale minimumcompensatie, waardoor de scenariokeuze in die richting werd gedraaid.
In een tweede deel van de studie is besproken hoe men het kapitaal van het fonds voor lokale ontwikkeling kon opbouwen, met bespreking van de risico’s voor fondsbeheerder en financierder.