INDIC
05.13
Van 2005 tot 2006
Dit project had als doel om transportindicatoren op provinciaal en arrondissementaal niveau te ontwikkelen, zodat overheden de mobiliteit beter kunnen volgen. TML werkte samen met het Planbureau en de FOD Mobiliteit en Transport om relevante en meetbare indicatoren te selecteren, verdeeld in vijf categorieën: economie, infrastructuur, voertuigvloot, verkeersvolume en externe effecten van transport.
Transportindicatoren zijn een belangrijk onderdeel van het onderzoek naar en het beleid rond mobiliteit. Helaas zijn veel van deze indicatoren voor België enkel gekend op een geaggregeerd niveau (nationaal en regionaal). Het doel van dit project is een set indicatoren samen te stellen op het niveau van provincies en arrondissementen. Dit moet de bevoegde overheden toelaten om op een preciezere manier de evoluties in de mobiliteit te volgen.
De uitwerking van de indicatoren vormde een secure oefening, rekening houdend met de veelheid aan factoren die nodig zijn om de complexiteit van de mobiliteitsproblematiek te beschrijven. De indicatoren zijn in nauw overleg met het Planbureau en de FOD Mobiliteit en Transport geselecteerd op hun relevantie als transportindicator, hun toepasbaarheid in de gebruikelijke mobiliteitsinstrumenten en hun meetbaarheid.
De indicatoren die in deze studie worden behandeld, zijn gegroepeerd in vijf categorieën, in overeenstemming met de nota van het Federale Planbureau (Gusbin D. (2005)).
1. Macro-economische gegevens
Er zijn vier indicatoren geanalyseerd in deze categorie: het aantal inwoners, het aantal werkplaatsen volgens arbeidsplaats, het aantal arbeidsplaatsen volgens woonplaats en het aandeel van de vervoerkosten in de globale uitgaven van de huishoudens. Deze laatste zijn uitgesplitst naar verschillende componenten zoals het aandeel van het voertuiggebruik, de aankoop, onderhoud …
2. Gegevens betreffende de vervoerinfrastructuur
Deze tweede categorie van indicatoren omschrijft de omvang van de wegen-, spoorweg-, rivier-, haven-, luchthaven- en multimodale infrastructuur. Het wegennet wordt beschreven volgens de lengte voor de verschillende wegtypes in België, net als de rivier- en spoornetwerken. De luchthaveninfrastructuur is getypeerd door de technische capaciteit. Voor de havenzones concentreert de beschrijving zich op de specificatie van de haven en de soorten producten die er geproduceerd/verwerkt worden. Ook de lengte van het fietsroutenetwerk is behandeld. De multimodale overslagpunten zijn opgesomd en voor elke locatie is aangegeven welke vervoerswijzen er beschikbaar zijn.
3. Gegevens betreffende de voertuigvloot
Dit derde deel beschrijft het Belgische wagenpark. Hiervoor werden verschillende analysecriteria geselecteerd: de vloot wordt beschreven naargelang het soort voertuig, de gebruikte brandstof en de categorie van cilinderinhoud, maar ook naar de leeftijd van het voertuig teneinde het penetratiepercentage van de verschillende euronormen in het Belgische autopark te evalueren. Bijkomend is een onderscheid gemaakt tussen bedrijfswagens en wagens van particulieren. Vrachtwagens zijn geklasseerd volgens de maximaal toegelaten last.
4. Verkeer en vervoersvolume
Deze vierde set van indicatoren beschrijft de omvang van de verkeers- en vervoersvolumes, zowel voor personen als voor goederen, voor de verschillende vervoerswijzen. Voor het luchtverkeer is het aantal vliegtuigbewegingen per luchthaven gebruikt als indicator. Het personenvervoer over de binnenvaart is niet opgenomen omwille van de minimale omvang van deze vervoerswijze in België.
5. Externe effecten van transport
Deze categorie van indicatoren behandelt emissies, congestie en ongevallen. De emissies worden voor al de vervoerwijzen gegeven, congestie alleen voor het wegtransport. De emissies zijn uitgewerkt op het nationale en regionale niveau. De verkeersongevallen zijn ingedeeld naar de ernst van het ongeval.
Transportindicatoren zijn een belangrijk onderdeel van het onderzoek naar en het beleid rond mobiliteit. Helaas zijn veel van deze indicatoren voor België enkel gekend op een geaggregeerd niveau (nationaal en regionaal). Het doel van dit project is een set indicatoren samen te stellen op het niveau van provincies en arrondissementen. Dit moet de bevoegde overheden toelaten om op een preciezere manier de evoluties in de mobiliteit te volgen.
De uitwerking van de indicatoren vormde een secure oefening, rekening houdend met de veelheid aan factoren die nodig zijn om de complexiteit van de mobiliteitsproblematiek te beschrijven. De indicatoren zijn in nauw overleg met het Planbureau en de FOD Mobiliteit en Transport geselecteerd op hun relevantie als transportindicator, hun toepasbaarheid in de gebruikelijke mobiliteitsinstrumenten en hun meetbaarheid.
De indicatoren die in deze studie worden behandeld, zijn gegroepeerd in vijf categorieën, in overeenstemming met de nota van het Federale Planbureau (Gusbin D. (2005)).
1. Macro-economische gegevens
Er zijn vier indicatoren geanalyseerd in deze categorie: het aantal inwoners, het aantal werkplaatsen volgens arbeidsplaats, het aantal arbeidsplaatsen volgens woonplaats en het aandeel van de vervoerkosten in de globale uitgaven van de huishoudens. Deze laatste zijn uitgesplitst naar verschillende componenten zoals het aandeel van het voertuiggebruik, de aankoop, onderhoud …
2. Gegevens betreffende de vervoerinfrastructuur
Deze tweede categorie van indicatoren omschrijft de omvang van de wegen-, spoorweg-, rivier-, haven-, luchthaven- en multimodale infrastructuur. Het wegennet wordt beschreven volgens de lengte voor de verschillende wegtypes in België, net als de rivier- en spoornetwerken. De luchthaveninfrastructuur is getypeerd door de technische capaciteit. Voor de havenzones concentreert de beschrijving zich op de specificatie van de haven en de soorten producten die er geproduceerd/verwerkt worden. Ook de lengte van het fietsroutenetwerk is behandeld. De multimodale overslagpunten zijn opgesomd en voor elke locatie is aangegeven welke vervoerswijzen er beschikbaar zijn.
3. Gegevens betreffende de voertuigvloot
Dit derde deel beschrijft het Belgische wagenpark. Hiervoor werden verschillende analysecriteria geselecteerd: de vloot wordt beschreven naargelang het soort voertuig, de gebruikte brandstof en de categorie van cilinderinhoud, maar ook naar de leeftijd van het voertuig teneinde het penetratiepercentage van de verschillende euronormen in het Belgische autopark te evalueren. Bijkomend is een onderscheid gemaakt tussen bedrijfswagens en wagens van particulieren. Vrachtwagens zijn geklasseerd volgens de maximaal toegelaten last.
4. Verkeer en vervoersvolume
Deze vierde set van indicatoren beschrijft de omvang van de verkeers- en vervoersvolumes, zowel voor personen als voor goederen, voor de verschillende vervoerswijzen. Voor het luchtverkeer is het aantal vliegtuigbewegingen per luchthaven gebruikt als indicator. Het personenvervoer over de binnenvaart is niet opgenomen omwille van de minimale omvang van deze vervoerswijze in België.
5. Externe effecten van transport
Deze categorie van indicatoren behandelt emissies, congestie en ongevallen. De emissies worden voor al de vervoerwijzen gegeven, congestie alleen voor het wegtransport. De emissies zijn uitgewerkt op het nationale en regionale niveau. De verkeersongevallen zijn ingedeeld naar de ernst van het ongeval.