ToPDAd
11.52
Van 2012 tot 2015
De EU en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest willen de luchtkwaliteit verbeteren door milieuobjectieven voor verschillende voertuigen vast te leggen, met een focus op duurzame aandrijftechnologieën. TML voerde een studie uit om deze objectieven te bepalen, inclusief de evaluatie van technologieën zoals elektrische en CNG-aandrijvingen, en ontwikkelde voorstellen voor minimale ecoscores en een aandeel elektrische voertuigen in de vloot.
Adaptatiemaatregelen toepassen in de context van een veranderend klimaat is een belangrijke uitdaging voor de EU. Klimaatsverandering kunnen we onderscheiden in trage trends en extremere fenomenen. Onder trage trends verstaan we veranderingen in globale indicatoren, zoals de temperatuur van het zeewater. De extreme fenomenen zijn bijvoorbeeld hevige regenval of plotse temperatuursveranderingen. ToPDAd bekeek regionale adaptatie vanuit de regionale klimaatscenario’s. Belangrijk is hier de robuustheid van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld in kritische sectoren zoals energie en transport, maar ook in dienstensectoren zoals toerisme.
ToPDAd ontwikkelde innovatieve socio-economische methoden en modellen om een impactanalyse mogelijk te maken van regionaal adaptatiebeleid. Op basis hiervan kan een conclusie getrokken worden die relevant is voor Europese besluitvorming rond adaptatie in energie, transport en toerisme. We definieerden twee tijdsperiodes (2010 - 2050 en 2050 - 2100) als basis voor onze scenario’s. ToPDAd staat ook in voor de ontwikkeling van het Europees Klimaatsadaptatie Platform (DG CLIMATE – ADAPT), een verzamelplaats voor kennis en data rond klimaatsverandering.
TML gebruikte in ToPDad het EDIP-model voor de analyse van adaptatiestrategieën in de transportsector. Hierbij werd het model verrijkt met een dynamische optimalisatiecomponent om investeringen in klimaatbescherming (adaptie) te modelleren. Dit werd gebruikt op een geval van schade door extreme weersomstandigheden in de Duitse transportsector. Het model gaf realistische resultaten voor zowel de macro-economische schade als de herstelkosten na schade. Het was echter niet mogelijk om deze volledig empirisch te bevestigen, aangezien het hier over gebeurtenissen gaat met een lage kans en hoge kost. Reactieve strategieën voor investering (na schade) bleken te leiden tot een grotere kans tot maladaptatie. Dit was voornamelijk het geval bij gebeurtenissen met een lage kans en bij investeringen die het systeem kwetsbaarder maken voor andere weersomstandigheden. Deze resultaten werden ook voorgesteld op de ECOMOD-conferentie in Bali in juli 2014.
TML en ETH Zurich gebruikten een microsimulatiemodel (MatSim) voor Zurich om de impact van informatievoorziening voor gebruikers en operatoren bij extreme weersomstandigheden na te gaan. De cases die we bekeken waren hevige regenval en vloedgolven. Gegeven de flexibele aard van het gebruikte model kunnen we de resultaten algemener extrapoleren. Onze conclusie is dat de beschikbaarheid van correcte en goed getimede informatie de kosten van extreme weersomstandigheden met een derde kunnen verlagen. Daarnaast bleek dat de volledige gebruikersgroep informeren onnodig was. Bij informatie aan 50 - 60% van de gebruikers werden de meeste baten al gerealiseerd. Te veel informatie kon zelfs negatief zijn, vooral dan bij relatief milde weersomstandigheden. De resultaten van dit onderzoek werden opgenomen in een paper voor de TRB-conferentie in januari 2016.
Adaptatiemaatregelen toepassen in de context van een veranderend klimaat is een belangrijke uitdaging voor de EU. Klimaatsverandering kunnen we onderscheiden in trage trends en extremere fenomenen. Onder trage trends verstaan we veranderingen in globale indicatoren, zoals de temperatuur van het zeewater. De extreme fenomenen zijn bijvoorbeeld hevige regenval of plotse temperatuursveranderingen. ToPDAd bekeek regionale adaptatie vanuit de regionale klimaatscenario’s. Belangrijk is hier de robuustheid van de lokale infrastructuur, bijvoorbeeld in kritische sectoren zoals energie en transport, maar ook in dienstensectoren zoals toerisme.
ToPDAd ontwikkelde innovatieve socio-economische methoden en modellen om een impactanalyse mogelijk te maken van regionaal adaptatiebeleid. Op basis hiervan kan een conclusie getrokken worden die relevant is voor Europese besluitvorming rond adaptatie in energie, transport en toerisme. We definieerden twee tijdsperiodes (2010 - 2050 en 2050 - 2100) als basis voor onze scenario’s. ToPDAd staat ook in voor de ontwikkeling van het Europees Klimaatsadaptatie Platform (DG CLIMATE – ADAPT), een verzamelplaats voor kennis en data rond klimaatsverandering.
TML gebruikte in ToPDad het EDIP-model voor de analyse van adaptatiestrategieën in de transportsector. Hierbij werd het model verrijkt met een dynamische optimalisatiecomponent om investeringen in klimaatbescherming (adaptie) te modelleren. Dit werd gebruikt op een geval van schade door extreme weersomstandigheden in de Duitse transportsector. Het model gaf realistische resultaten voor zowel de macro-economische schade als de herstelkosten na schade. Het was echter niet mogelijk om deze volledig empirisch te bevestigen, aangezien het hier over gebeurtenissen gaat met een lage kans en hoge kost. Reactieve strategieën voor investering (na schade) bleken te leiden tot een grotere kans tot maladaptatie. Dit was voornamelijk het geval bij gebeurtenissen met een lage kans en bij investeringen die het systeem kwetsbaarder maken voor andere weersomstandigheden. Deze resultaten werden ook voorgesteld op de ECOMOD-conferentie in Bali in juli 2014.
TML en ETH Zurich gebruikten een microsimulatiemodel (MatSim) voor Zurich om de impact van informatievoorziening voor gebruikers en operatoren bij extreme weersomstandigheden na te gaan. De cases die we bekeken waren hevige regenval en vloedgolven. Gegeven de flexibele aard van het gebruikte model kunnen we de resultaten algemener extrapoleren. Onze conclusie is dat de beschikbaarheid van correcte en goed getimede informatie de kosten van extreme weersomstandigheden met een derde kunnen verlagen. Daarnaast bleek dat de volledige gebruikersgroep informeren onnodig was. Bij informatie aan 50 - 60% van de gebruikers werden de meeste baten al gerealiseerd. Te veel informatie kon zelfs negatief zijn, vooral dan bij relatief milde weersomstandigheden. De resultaten van dit onderzoek werden opgenomen in een paper voor de TRB-conferentie in januari 2016.